Een kinderslot op sociale media?
Een kinderslot op sociale media?
Sociale media zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van jongeren. Vaak ‘s ochtends beginnen jongeren al met scrollen in de apps op hun telefoon. Deze bezigheid is een onderdeel van hun routine en lijkt tegenwoordig bijna net zo normaal als het klaarmaken van je ontbijt. Toch wordt steeds meer gepleit voor een sociale media verbod voor minderjarigen. De zorgen over het mentale welzijn van jongeren zijn niet uit de lucht gegrepen. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat intensief scherm- en sociale mediagebruik kan leiden tot slaapproblemen, paniekaanvallen, depressieve klachten, verminderde concentratie en een negatief zelfbeeld.(1)
Vooral jongeren die nog volop in ontwikkeling zijn, blijken extra vatbaar voor de negatieve effecten van online vergelijking met anderen en constante bereikbaarheid. Maar daartegenover staat een lastig dilemma: mag je jongeren zomaar uitsluiten van online platforms die inmiddels een belangrijk onderdeel zijn van hun sociale leven?
In de Tweede Kamer tekent zich inmiddels een kleine meerderheid af die voorstander is van een wettelijke leeftijdsgrens op sociale media platforms. Volgens deze Kamerleden is ingrijpen noodzakelijk om vooral kwetsbare jongeren beter te beschermen. De gedachte daarachter is dat onbeperkt gebruik schadelijke gevolgen kan hebben voor zowel de mentale als de fysieke gezondheid van kinderen. Daarom wordt voorgesteld om een minimumleeftijd van vijftien jaar vast te stellen. Hoe zo’n verbod precies zou moeten worden ingericht en welke instantie verantwoordelijk wordt voor de handhaving, blijft vooralsnog onduidelijk.
Voormalig Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport Vincent Karremans kwam onlangs met een richtlijn voor ouders, waarin wordt geadviseerd om kinderen pas een eerste smartphone te geven vanaf groep acht en vanaf hun vijftiende pas toegang te geven tot sociale media apps. Tot die leeftijd wordt een verbod op sociale media geadviseerd.(2)
Nederland staat daarin niet alleen. In verschillende Europese landen wordt dezelfde discussie gevoerd. Australië voerde eerder dit jaar al een verbod in op het gebruik van Facebook, Snapchat, TikTok en YouTube voor kinderen onder de zestien jaar. In Australië is, samenhangende met dit verbod, succesvol de eerste test met ‘gezichtsscans’ uitgevoerd. Dit zou het makkelijker maken om op voorhand - bij het installeren van de sociale media apps - te controleren of er voldaan is aan het minimum leeftijdsvereiste.(3) Ook Noorwegen werkt aan wetgeving die sociale media voor jongeren tot vijftien jaar aan banden moet leggen.(4) Mede omdat andere Europese landen pleiten voor een leeftijdsgrens van vijftien jaar, kiest ook D66, de op heden grootste partij, voor deze grens. Kamerlid Hanneke van der Werf (D66) licht toe: "Ouders vragen al langer om maatregelen. De wetenschap stelt dat verslavende sociale media enorme impact hebben op de ontwikkeling van kinderen. Genoeg is genoeg, we laten niet langer over ons heen lopen door techbedrijven. Sigarettenfabrikanten bepalen ook niet zelf hun leeftijdsgrens"(5)
Ook de Nederlandse bevolking staat steeds positiever tegenover wettelijke beperkingen. Uit het grootste landelijke trendonderzoek naar sociale mediagebruik blijkt dat inmiddels 6 op de 10 Nederlanders voorstander is van een verbod voor kinderen onder de zestien jaar.(6) Het onderzoek laat zien dat vrijwel alle leeftijdsgroepen een meerderheid vormen voor het verhogen van de huidige minimumleeftijd van 13 jaar, waarbij alleen generatie Z, jongeren van 15 tot 28 jaar, een uitzondering vormt. Deze jongvolwassenen lijken minder geneigd een verbod te steunen, waarschijnlijk omdat zij zelf al vertrouwd zijn met sociale media en de voordelen ervan ervaren, zoals sociale verbinding, entertainment en toegang tot informatie.
Voorstanders wijzen erop dat jongeren op die leeftijd nog onvoldoende kunnen omgaan met de psychologische en sociale effecten van sociale media. Een verbod zou bovendien de sociale druk verminderen om voortdurend online te zijn, kinderen beter beschermen tegen schadelijke of ongepaste inhoud en mogelijk zelfs schoolprestaties verbeteren.
Tegelijkertijd zijn er dus ook tegenstanders van een verbod. Voor hen weegt het wegnemen van de kans om te leren en zich te ontwikkelen het zwaarst. Sociale media kunnen kinderen vaardigheden bijbrengen, zoals digitaal communiceren, samenwerken en creatief denken. Een verbod zou hen de mogelijkheid ontnemen om op een veilige manier te leren omgaan met deze platforms. Daarnaast geven veel ouders en jongeren aan dat sociale media belangrijk zijn om in contact te blijven met vrienden en familie.(7)
Hoogleraar recht en informatiemaatschappij Simone van der Hof stelt dat dit verbod een slecht idee is: “Als je kinderen verbiedt op sociale media te komen, blokkeer je een heel deel van hun leven, inclusief de positieve kanten die sociale media ook hebben.” Op deze manier worden kinderen het slachtoffer van falend overheidsbeleid, stelt van der Hof. “De diensten moeten aan de wet gehouden worden. En ze moeten minder complex worden. Want heel veel dingen zitten verstopt. Je weet bijvoorbeeld niet welke gegevens er van je gebruikt worden. Daardoor heb je er ook geen grip op.”(8)
Ook stelt het Trimbos-instituut dat er factoren zijn die kunnen meewegen in de ervaringen van kinderen met sociale media, “De belangrijkste persoonlijke eigenschappen die de relatie tussen sociale mediagebruik en welzijn kunnen beïnvloeden zijn gender, leeftijd, het kunnen reguleren van je emoties, je persoonlijkheid en beweging.”(9)
Hieruit blijkt dat meiden sociale media vaker lijken te gebruiken voor het onderhouden van sociale relaties dan jongens. Mede hierdoor zijn jonge meisjes ook eerder vatbaarder voor de negatieve kanten van sociale media. Vooral als het gaat over het lichaamsbeeld en pesten.
Jongere tieners (10 tot 15 jaar) die naar verhouding veel tijd aan sociale media besteden, zijn kwetsbaarder voor het ontwikkelen van depressieve en angstige symptomen. Dit is te verklaren doordat zij beperkte sociale en emotie-regulerende vaardigheden hebben in vergelijking met oudere jongeren. Deze jongeren gebruiken ook juist vaker sociale media om hun stemming te reguleren. Ook zijn de jongeren die lichamelijk meer in beweging zijn minder vatbaar voor de negatieve kanten van sociale mediagebruik, zoals het ontwikkelen van angst en depressieve gevoelens.
De vraag is in hoeverre dit ‘kinderslot op sociale media’ nodig is. Gesteld kan worden dat de toelating van sociale media in het leven van kinderen onder de opvoeding van de ouders valt, toch verschillen de keuzes die hierin gemaakt worden tussen gezinnen sterk en daarmee ook de eventuele gevolgen. De vraag is of de overheid de rol van de ouder op dit gebied zou moeten kunnen of zelfs moeten overnemen.
Bronnen

